St Irenaeus van Lyon wordt beschouwd als de eerste grote theoloog van de ongedeelde Kerk vanwege de reikwijdte en diepte van zijn theologische visie en door het feit dat hij in het Westen uitdrukking heeft gegeven aan de theologische traditie die hij in het Oosten had leren kennen. Over zijn leven is vrij weinig bekend, maar van wezenlijk belang is zijn band (via St Polycarpus van Smyrna) met St Johannes de Evangelist. In een brief, die gedeeltelijk bewaard is gebleven in de Kerkgeschiedenis van Eusebius, beschrijft Irenaeus hoe hij als jongeling aan de voeten van Polycarpus zat en in zijn hart groefde wat deze vertelde over zijn omgang met Johannes en alles uiteenzette in overeenstemming met de Schriften.
Op een gegeven moment is Irenaeus naar het Westen getrokken, wellicht begeleidde hij Polycarpus toen deze Rome bezocht in 154/5, en ging toen door naar Gallië waar hij aanvankelijk aan het hoofd van de christelijke gemeenschap in Vienne lijkt te hebben gestaan. Toen er in 177 heftige christenvervolgingen uitbraken in de regio, trad hij op als vredesambassadeur door een brief van de belijders van Vienne en Lyon naar Eleutherius in Rome te brengen, waar de gevolgen van een nieuwe, profetische beweging in Azië en Phrygië geleid door Montanus de christelijke gemeenschappen plaagden. Tijdens zijn afwezigheid stierf Pothinus, de bejaarde bisschop van Lyon, de marteldood. Waarschijnlijk werd Irenaeus na zijn terugkeer in Lyon hoofd van de gehele christelijke gemeenschap daar. Irenaeus zond in elk geval nog twee andere brieven naar Rome. In de eerste, aan Victor van Rome, waarschuwde hij deze voor Florinus, ook een discipel van Polycarpus, die zich aangetrokken leek te voelen tot de denkbeelden van Marcion en Valentinus. Ook in de tweede brief aan Victor, verzonden rond 190 AD, drong hij aan op vrede, dit keer betreffende de verschillende gebruiken rond de viering van Pascha, waar Irenaeus over zegt: ‘het verschil in gebruiken bevestigt onze eenheid van geloof.’ In de traditie is overgeleverd dat St Irenaeus stierf als martelaar. Zijn feestdag wordt gevierd op 23 augustus (in het Westen op 28 juni).
Hoewel Eusebius optekent dat Irenaeus een aantal werken schreef, zijn er maar twee bewaard gebleven. De eerste is een dikke verhandeling in vijf delen genaamd Ontmaskering en omverwerping van de valselijk zo genoemde gnosis, beter bekend als Tegen de ketterijen en het tweede is het werk Uitleg over de apostolische prediking, dat pas vroeg in de 20ste eeuw herontdekt werd. Irenaeus is de eerste schrijver die bijna alle geschriften die nu het Nieuwe Testament vormen als deel van de Bijbel behandelt, die een beroep doet op de Regel of de Canon van de Waarheid als criterium voor theologische reflectie, die een volledig verslag geeft van de apostolische successie en traditie en, op die basis, van het heilsplan (οίκονομία, ‘economie’) dat van Adam naar Christus leidt. Zijn theologie kenmerkt zich door de nadruk die wordt gelegd op eenheid: het werk van de ene God, door de ene Christus, in de ene Geest, in één heilsplan waarin het ene menselijke ras eraan went de Geest in Christus te dragen om zo op te stijgen naar God. Irenaeus legt deze eenheid uit door het idee van de ‘recapitulatie’ van de Schrift (het Oude Testament) in het Evangelie, dat op haar beurt verkondigt hoe Christus Adam recapituleert (en hoe Maria Eva recapituleert), en daarmee in een omgekeerde parallel de overtredingen van de eerste ongedaan maakt met als doel de mens naar de verlossing in God te leiden. Via deze wegen is God constant in Zijn schepping werkzaam en brengt Hij het werk van Zijn handen, dat uit stof is gevormd, tot de deelname aan Zijn eigen leven als Zijn heerlijkheid, want, zo schrijft Irenaeus: ‘De heerlijkheid van God is de levende mens, en het leven van de mens is God te zien.’